Frank en Ronald de Boer kijken terug op 125 jaar Ajax: ‘Volwassen mensen stonden te huilen, niet normaal’
Sjoerd Mossou, Johan Inan 15-03-25, 22:22
Frank en Ronald de Boer waren ooit twee doodgewone jongens uit Grootebroek, in Amsterdam groeiden ze uit tot onverwoestbare Ajacieden. Als spelers, trainers én als clubiconen. Wij spraken ze samen, speciaal ter gelegenheid van 125 jaar Ajax.
Frank: ,,Laatst vond een vriend van ons een heel oud filmpje uit het archief van de Amsterdamse stadszender AT5. Je weet niet wat je hoort: Ronald en ik praatten destijds echt plat Amsterdams, alsof we twee jongens uit de Jordaan waren. In die tijd ging dat vanzelf bij Ajax, 90 procent van onze ploeggenoten kwam uit Amsterdam. Je werd ermee besmet.’’
Ronald: ,,Terwijl wij gewoon uit Grootebroek kwamen, Kop van Noord-Holland.’’
Frank: ,,In het begin zeiden wij nog ‘skoenen’ en ‘skitterend’, zoals ze dat in West-Friesland zeggen. Nou, dat werd je bij Ajax snel afgeleerd, hoor. De cultuur was hard en direct, recht voor zijn raap, maar ook gezellig. Lachen. Schippie, Bryan Roy, Danny Muller, Michel Kreek, Danny Hesp, Marciano Vink, onze keeper André Paalman; we waren dikke maatjes.’’
Ronald: ,,Vanuit Grootebroek was het soms wel een uur rijden naar Voorland, het jeugdcomplex. De A7 en de A10 bestonden nog niet. Uit school reden we dan elke dag met onze vader over de N247 naar Amsterdam-Noord, een provinciale weg met een heleboel stoplichten. Van daaruit de Schellingwouderbrug over en dan via de oostkant de stad in. Als we te laat dreigden te komen, riepen wij steeds vanaf de achterbank: ‘Pa, rijd nou over de tramrails!’’’
Frank: ,,Maar dat deed hij nooit. Papa was een keurige man, van de regels. En meestal kwamen we op tijd. Eerst in de Opel Manta, later in een Mercedes Diesel, zo’n grote vierkante E-klasse, weet je wel. Zat je comfortabeler, maar die trok een stuk langzamer op.’’
Ronald: ,,Twee jaar eerder konden we ook al naar Ajax, maar de club wilde toen geen reiskosten vergoeden. Typisch Ajax: we moesten al trots zijn dat we mochten komen. Maar pa liet ons toen mooi bij De Zouaven spelen. Daar bracht Johan Cruijff verandering in toen we met het Noord-Hollands elftal tegen de Amsterdamse selectie hadden gespeeld.”
Frank: ,,Tonny Bruins Slot, assistent van Johan, was erbij. Dus toen Johan hem naar die wedstrijd vroeg, zei Tonny: ‘3-0, het was niet veel, maar die jongens van De Boer waren wel aardig.’ Wij maakten als links- en rechtsbuiten alle goals.”
Ronald: ,,Johan vroeg waarom we dan niet bij Ajax speelden. Toen hij hoorde dat het alleen om wat reiskosten ging, greep Cruijff in. ‘Als ze goed zijn, regelen we die reiskosten gewoon’, zei hij. Daarna ging papa wel akkoord.’’
Frank: ,,Onze vader is een paar weken geleden overleden, dan komt al dat soort herinneringen vanzelf weer boven.”
Ronald: ,,Toen het al een tijd heel slecht met hem ging, heb ik het nog eens aan hem gevraagd: ‘Pa, wie van ons drieën was nou de beste voetballer? Frank, jij of ik?’ Ging-ie nog eens uitgebreid vertellen en voordoen hoe perfect tweebenig hij was als speler van profclub Alkmaar ’54. ‘Links-rechts-links-rechts’, zei hij dan, zich inbeeldend hoe hij vroeger tegen een muurtje stond te trappen. 83 jaar, hè? Op de uitvaart heb ik daarom het definitieve oordeel gegeven in mijn speech. ‘Papa’, zei ik, ‘Jij was echt de beste, hoor’.’’
Frank: ,,Hij heeft een mooi leven gehad, maar de laatste jaren was het zwaar. Het was goed zo. We hebben op een mooie manier samen afscheid kunnen nemen.’’
Ronald: ,,Hij genoot ervan ons als jongens naar Ajax te brengen. Pa was stukadoor, begon al vroeg met werken en haalde ons daarna uit school. Hij miste zelden een wedstrijd of een training. En kritisch, hè. Als we een kutwedstrijd hadden gespeeld, kon je er op de terugweg in de auto op wachten. Ging hij exact vertellen wat er allemaal niet goed was.’’
Frank: ,,Achteraf gezien paste dat precies bij de mentaliteit van Ajax. Alles draaide om winnen, om de beste zijn, om de voortdurende druk die daarbij hoort. Als je met 7-2 had gewonnen en je kwam de kantine binnen op Voorland, was het eerste wat je hoorde: twee tegengoals? Hoe kan dat nou?’’
Ronald: ,,Heel toevallig maakten we allebei ons debuut in het eerste tegen PEC Zwolle. Ik in de thuiswedstrijd in De Meer, Frank in een uitwedstrijd. De stap naar het eerste elftal was aan de ene kant groot, maar tegelijk ook weer niet. Voorland had maar twee voetbalvelden, pal naast De Meer. De afstanden waren letterlijk klein. Niet zelden kwamen de spelers van het eerste even naar onze training kijken. Stond Johan Cruijff langs de kant, leunend over een hekje. Nou, dan deed je wel extra je best, hoor.’’
Frank: ,,Als jeugdspeler kreeg je een jeugdseizoenkaart, achter het doel, op de jongerenrang. Toevallig was de eerste wedstrijd die we samen in het stadion zagen die comebackwedstrijd van Cruijff tegen Haarlem. We stonden recht achter het doel waar Johan met die geweldige lob scoorde. Onvergetelijk. Daarvoor kenden we Ajax eigenlijk alleen van de televisie.’’
Ronald: ,,Als individueel jeugdtrainer probeer ik jongens bij te brengen wat het betekent om voor Ajax te spelen: elke dag de beste willen zijn. De lat hoog. Geen excuses. Dat is voor mij Ajax. En al die mensen die dat steeds opnieuw waarborgen. Cruijff, maar Van Gaal op zijn manier ook. Ik weet nog dat ik ooit in het materiaalhok bij Sjakie Wolfs mijn veters strikte. Kwam Louis bulderend binnen: ‘Wil jij een topspeler worden?!’ Ik stamelde angstig. ‘Ja, trainer’. En hij, vervolgens, met zijn hoofd bijna tegen de mijne: ‘Want ik ga een toptrainer worden’.’’
Frank: ,,Uiteindelijk waren wij toch typisch twee jongens uit Grootebroek. Van Gaal maakte indruk. Wat hij zei, was inhoudelijk altijd top. Dus accepteerden we zijn gezag.’’
Ronald: ,,De Amsterdamse jongens waren uiteindelijk toch vaak wat cynischer. Grapjes maken. Bijdehante vragen stellen. Bryan Roy gold als het grootste talent van Europa, maar onder Louis redde hij het niet. Wij waren onverstoorbaar, alleen maar bezig met onszelf. We wilden het per se halen bij Ajax. Maar als Louis geen trainer was geweest toen ik bij FC Twente speelde, had Ajax me nooit teruggekocht.’’
Frank: ,,Jaren later, in de tijd van de Fluwelen Revolutie, toen ik trainer was bij Ajax, heb ik weleens gezegd: ‘Ik ga niet kiezen tussen mijn ene kind en mijn andere kind’. Cruijff en Van Gaal zijn me allebei lief. Maar het was een heel vervelende tijd. Voortdurend werd de vraag gesteld: in welk kamp zit jij? Uiteindelijk ben ik er redelijk ongeschonden uitgekomen, vooral door me stoïcijns op mijn werk te concentreren. Op het voetbal. Op het team.’’
Ronald: ,,Zo is Frank. Hij kan dat goed. Maar toen hij de trainer was, was ik zelf vaak bloednerveus. Durfde niet te kijken. Dat iemand van wie je zo veel houdt, die je zó goed kent, onder zo’n enorme druk staat om te presteren. Toen Frank bondscoach was van Oranje, en we op het EK tegen Tsjechië speelden, heb ik na die rode kaart voor Matthijs de Ligt de televisie uitgezet. Ik kon het gewoon niet aan.’’
Frank: ,,De eerste landstitel van de vier, op 15 mei 2011 tegen FC Twente, was de mooiste. De ontlading van die dag zal ik nooit vergeten. De derde ster, het interne gedoe, de spanning van die ene beslissende wedstrijd: er kwam alleen maar pure emotie los.’’
Ronald: ,,En dat op onze verjaardag. Ik zeg altijd: op die dag werd de Arena definitief een écht voetbalstadion. Het beton en de tribunes trilden. Iedereen had Ajax-shirtjes aan, zelfs in de businesslounges. Volwassen mensen stonden te huilen. Het was niet normaal.’’
Frank: ,,De verhuizing van De Meer naar de Arena vonden wij in eerste instantie hartstikke mooi. Alles was er professioneler. In de Champions League speelden we in die jaren in fantastische stadions, niet te vergelijken met De Meer. De verhuizing voelde daarom echt als een stap vooruit. Nou ja, behalve het veld dan. Dat was dramatisch.’’
Ronald: ,,En het trainen was écht anders. Het waaide altijd op dat bijveld. Het was ongezellig. Daar miste je wel echt de sfeer van tante Sien, van het oude spelershome, van de familie Kamlag die de kantine beheerde op Voorland. Maar inmiddels is Ajax wel weer echt Ajax, hoor. Als ik nu op de Toekomst loop, voel je weer het echte clubgevoel. Heini Otto, Kiki Musampa, Nordin Wooter, Johnny Bosman. En mannen als Sjaak Swart natuurlijk. Prachtige man, hoor. Maar als je naast hem zit, schiet ik soms spontaan in de lach. Zó onredelijk. De scheidsrechter heeft het altijd gedaan.’’
Frank: ,,Weet je nog die eerste auto die we als jonge jongens van de club kregen? Zo’n Citroën BX? Dat was ook echt een mijlpaal, hoor. De jongens die meer verdienden, kregen een turbo. Wij een dieseltje.’’
Ronald: ,,Jij een witte, ik een rode. Scheurden we na de training allebei naar huis, op een meter afstand van elkaar, slingerend, half over de vluchtstrook. Totaal onverantwoord natuurlijk, maar je bent jong, hè. Je voelt jezelf heel wat. En ik reed mijn nieuwe auto al na twee dagen in de prak. Op de provinciale weg bij Hoorn stond er zo’n busje geparkeerd met van die leesmappen. Ik zat even niet op te letten en reed er zo achterop. Helemaal total loss, die BX.’’
Frank: ,,Bij de eerste contractbesprekingen kreeg Ronald een beter aanbod dan ik, terwijl ik de aanvoerder was van de beloften.’’
Ronald: ,,Dat kon dus niet. Zijn we teruggegaan, dat we allebei hetzelfde wilden verdienen. We waren een tweeling, hè. Van ons eerste salaris hebben we een stereotoren gekocht, zo eentje met een ‘O’ erop. Van Onkyo.’’
Frank: ,,Uiteindelijk hebben we bijna alleen maar fantastische jaren meegemaakt als speler. De UEFA Cup, de Champions League, al die kampioenschappen, het was één lange roes. Alleen ons afscheid was wel een zwarte bladzijde, vind ik, althans in hoe je met mensen omgaat. We hebben die transfer naar FC Barcelona uiteindelijk zelf geforceerd, over de rug van onze trainer Morten Olsen. Daar ben ik nog steeds niet trots op. Die man kon er helemaal niets aan doen.’’
Ronald: ,,Soms moet je in de voetbalwereld aan jezelf denken. Een jaar eerder kon ik naar Arsenal, Arsène Wenger wilde me heel graag hebben. Ondanks een toezegging werkte Ajax toen niet mee. Dat speelde mee toen we een jaar later naar Barcelona konden. Ik heb nooit spijt gehad van dat vertrek zelf, in Barcelona zijn we echt wereldburgers geworden, ik had het voor geen goud willen missen. Maar in menselijk opzicht verdiende het allemaal niet de schoonheidsprijs.’’
Frank: ,,Vooral ook omdat we zo helemaal niet zijn opgevoed. Onze moeder en vader waren altijd heel erg van het normaal doen. Geen kapsones. Niet zeuren. Hard werken.’’
Ronald: ,,Tot zijn dood dacht ik altijd dat papa heel goed kon koken. Want als we vroeger thuiskwamen na de Ajax-training, om een uur of acht, zorgde hij altijd dat het eten op tafel kwam. Maar mama had dan alles al voorbereid, pa hoefde alleen de aardappels maar eventjes te koken. Grappig dat je daar pas achter komt als je samen over vroeger gaat zitten praten.’’
Frank: ,,Papa was een echte voetbalman, vond het altijd supergezellig bij Ajax. Zaten pa Witschge en pa Muller lekker te kaarten aan een tafeltje, lekker over voetbal te lullen. Op de trainingsvelden was vanaf de winter geen grassprietje meer te vinden: alleen maar blubber en zand. Op de terugweg naar Grootebroek stonk de hele auto naar onze voetbalspullen. Modder, zweet.’’
Ronald: ,,Dat is voor mij Ajax. De combinatie van dat pure voetbal, de gezelligheid én de bravoure. Het moet bij je karakter passen. Je moet ertegen kunnen, tegen die druk, tegen het altijd móéten presteren. Maar de club, en al die mensen, hebben ons wel gemaakt tot wie we nu zijn. Iets anders kun je er niet van maken.’’