‘Sterk antidopingbeleid basis van alles’
Hij was afgelopen weekeinde getuige van de zegetocht van Denis Menchov in de Ronde van Spanje, en hij duikt deze week ook weer op bij de wereldkampioenschappen wielrennen in Stuttgart.
Henri van der Aat, de nieuwe, tijdelijke roerganger binnen de gelederen van Rabobank, inventariseert, informeert en trekt conclusies. De eerste, en wat hem betreft ook directde voornaamste conclusie: het antidopingprogramma van de gehele wielrennerij op het hoogste niveau moet véél beter worden.
,,En dat gaat ook gebeuren,’’ zegt de 50-jarige oud-zeiler, evenementenorganisator en directeur van marketingbureau Trefpunt, die vorige maand – na het verdwijnen van Theo de Rooij als gevolg van de affaire-Rasmussen - werd aangesteld als manager van Rabobank.
,,De ploeg is altijd goed gerund, alles zat prima in elkaar toen ik de zaken overnam van Theo. Maar de wielersport kan nog best professioneler. Er moet een veel beter antidopingprogramma komen, dat is de basis van alles. Als je een heel streng systeem invoert, zul je heel intensief contact met je renners moeten onderhouden, omdat je dan steeds op de hoogte moet zijn waar ze zitten. Dat betekent weer dat de begeleiding van de renners moet worden geïntensiveerd.’’
Heeft u bij de overdracht door Theo de Rooij niet gevraagd waarom er dan geen beter antidopingbeleid is geweest binnen het team?
,,Nee, toen ik begon dacht ik dat er een strenge aanpak bestond, georganiseerd vanuit het Wereld Antidoping Agentschap (WADA) of de internationale wielrenunie (UCI). Ik vind namelijk dat het niet de taak van een ploeg zelf is. Er zijn door het jaar heen wel gezondheidscontroles bij de ploegen, maar er bestaat geen systeem waarvan je kunt zeggen: de hele sport is wel oké. Per 1 januari krijgen alle ProTour-coureurs minimaal drie controles per maand, uit te voeren door een onafhankelijke instantie zoals het WADA.
,,Vorige maand is er een bijeenkomst geweest van twaalf teams, waarbij de aanpak van T-Mobile en CSC is bekeken. Iedereen was het erover eens dat álle teams die benadering moeten overnemen. Anders houd je het probleem dat men elkaar met modder blijft bekogelen, omdat men elkaar niet vertrouwt. Alleen door nog meer buiten de competities om te testen bereik je iets. De UCI doet op dit moment gemiddeld niet eens één onverwachte controle per renner op jaarbasis! Dat kan toch niet?
,,Door iedereen gedurende het hele jaar drie tot vier keer per maand te controleren, breng je een revolutie op gang. Want je legt de renners voortdurend onder de loep. Zo zie je of bloedspiegels veranderen en ontstaat er meer zekerheid over een schone sportbeoefening.’’
U trekt het breed, maar ga nu eens terug naar Rabobank. Verder professionaliseren is het doel. Leg eens uit.
,,Gericht op de toekomst kunnen er altijd dingen beter. De totale begeleiding van de coureurs kan doelgerichter worden. Neem het analyseren van wedstrijden. In sporten als voetbal en hockey worden duels tot op het bot ontleed; in de wielersport gebeurt dat niet. Door dat wel te doen, kun je veel kennis vergaren. Dat geldt ook voor de training - qua intensiteit en begeleiding.’’
Maar welke afspraken zijn er, als het gaat over de begeleiding? Komt er uitbreiding?
,,Ik praat met de ploegleiding en medische staf om die richting op te gaan, zodat je vanaf januari een nieuwe weg kunt inslaan. Maar ondertussen is het whereabouts- verhaal heel belangrijk geworden. Dat moet eerst in de revisie. Er moet een centraal systeem komen via internet, via een aparte server die toegankelijk is voor alle renners, zodat het eenvoudig is op te geven en na te gaan waar iedereen verblijft. Dat is in gang gezet.’’
Terug naar de voorgenomen uitbreidingen. Komen er meer ploegleiders bij?
,,Ik denk dat je het eerder moet zoeken in het verzorgende personeel en de begeleiding buiten de wedstrijden. In de Vuelta waren vier soigneurs. Verdeel die over negen coureurs. Elke massage na een koers neemt een uur in beslag. Dat houdt in dat de laatste renner twee uur moet wachten. Dat is niet goed. Ideaal zou negen masseurs zijn, maar dat is een illusie. Maar je moet in elk geval vijf masseurs hebben voor zulke wedstrijden.
,,Iets anders: trainers bij het team. Een paar jaar geleden had Rabobank geen enkele trainer. Momenteel is er één, Louis Delahaije, die het hartstikke goed doet. Dan lijkt het me logisch dat je je de vraag stelt of er niet meer gekwalificeerde mensen bij moeten komen. Want dertig renners is wel wat veel voor één man. Ik wil gewoon de omstandigheden optimaliseren.’’
Waarbij het van groot belang is dat er veel meer contact is tussen renners en leiding.
,,Contact is essentieel. Niet er meer bovenop zitten, maar intensiever begeleiden. Niet de controleur uithangen, wél meer bezig zijn met de mensen. Misschien moet je ook wel mentale ondersteuning leveren. Zie de loodzware etappes in de Vuelta, denk terug aan hoe de renners voor Rasmussen hebben gereden tijdens de Tour. Marc de Maar die op kop sleurt in Spanje, terwijl hij een dag voordien niet vooruit raakt. Dat is een mentaal verhaal. Dikwijls ondervinden renners dat ze veel meer kunnen dan ze zelf denken. Dat signaal moet je oppakken.’’
Tot slot: Freire en Menchov schitterden in de Vuelta. De buitenlanders voeren de boventoon. Maar wat wordt de koers van Rabo in de komende seizoenen?
,,Als filosofie houden we nu vast aan het streven een overwegend Nederlandse ploeg te hebben die structureel tot de top-5 van de wereld behoort. Versterking van over de grens kan alleen komen, wanneer we die specifieke kwaliteit niet in eigen land kunnen vinden.
,,Het is duidelijk dat Thomas Dekker en Robert Gesink aan het doorbreken zijn en dat Bauke Mollema in aantocht is. Iemand als Tour-winnaar Alberto Contador zullen we niet contracteren, omdat zo’n coureur de ontwikkeling van de Nederlandse jongens tegenhoudt. Want dan moeten ze voor Contador rijden en nu kunnen ze voor de eigen kans gaan.’’
Kortom, Menchov is de laatste buitenlandse kopman geweest die is aangetrokken.
,,Dat zeg ik niet. De ploeg moet wel sterk genoeg blijven. En dan heb je de sponsor nog. Als die internationale wensen heeft, luister je daarnaar. Maar vanaf 2008 krijgen de Nederlanders de kansen. Menchov en Freire bezorgen ons nu een internationaal tintje en hebben ook de klasse om te kunnen winnen. De beloftevolle Nederlanders moeten zich optrekken aan dat niveau. We hebben die twee dus nodig. En ik moet erkennen: Menchov heeft voor de ploeg meer waarde dan ik dacht.
,,Hij heeft zinnige dingen te vertellen, hij valt goed in de groep en is geen eenling die toevallig in een Rabobank-shirt fietst. Zo’n vent houd je er liever bij, dan dat je steeds op die positie van personen wisselt.’’
www.ad.nl