Er zijn dit jaar twee boeken over Ajax uitgekomen.
De eerste alweer een tijdje terug, 'Route 32' van David Endt. Heb 'm in het vliegtuig naar Celtic gelezen, een aardig chronologisch overzicht van de 'weg naar de titel'. Je moet wel een beetje van de schrijfstijl van Endt houden om dit een leuk boek te vinden, denk ik.
Er staan ook wel enkele grappige anekdotes in, zoals bijvoorbeeld Viktor Fischer die zich afvroeg of enkele Van Gogh-afbeeldingen op de gang in het Van der Valk-hotel bij Emmen originele/echte exemplaren waren.
Gisteren is er een tweede boek uitgekomen, 'Tussen Godenzonen. Een jaar lang Ajax' van Auke Kok. Het grote verschil met het 'Route 32' is natuurlijk dat dit boek geschreven is door een 'externe', die een jaar lang bij Ajax heeft rondgelopen. Zoals gezegd was de boekpresentatie gisteren, en heeft Ricardo van Rhijn daarbij nog een (naar het schijnt) leuk praatje gehouden.
Een fragment wat op de site van Vrij Nederland staat, en wat toevallig ook veel te maken heeft met mijn werkzaamheden voor Ajax. (En daarom voor mij heel leuk om te lezen, maar denk dat het voor iedereen interessant is)
Kraamkamer van voetbalclichés
Voetballers laten zich steeds vlakker uit tegenover de pers. Hoe komt dat toch?
Door Auke Kok
Het gebeurde zomaar, in Brazilië. Ineens liet Ajaxtrainer Frank de Boer de naam ‘Siem de Jong’ vallen.
In het luxueuze Sheraton Hotel in Barra da Tijuca, een met torenflats bebouwde zandplaat aan de zuidwestelijke kant van Rio de Janeiro, mompelde hij iets van: ‘Inderdaad, Siem zal komende zomer wel naar een buitenlandse club gaan.’ Een terloopse opmerking tijdens een trainingskamp in januari 2013. Maar De Boer maakte hem in aanwezigheid van enkele journalisten, en Siem de Jong kon aan de bak. De maanden daarna moest de middenvelder wekelijks in Nederland uitleggen of hij weg wilde bij Ajax en zo ja, naar welke club hij dan ging.
Dat maakte het verblijf van middenvelder De Jong in de zogenoemde mixed zones nog voorspelbaarder dan het al was. In de catacomben van de Arena, of van welk stadion dan ook, liep hij na afloop van een wedstrijd in zijn bezwete sporttenue naar deze plekken waar voetballers en pers elkaar ontmoeten, en dan tuurde de blonde Achterhoeker met zijn vriendelijke maar ook wat afstandelijke blik naar het plafond. Daar zei hij... eigenlijk niets. Dat Ajax een fijne club was, zei hij. Dat hij het prima naar zijn zin had in Amsterdam. Maar als zich een mooie buitenlandse club zou melden, zou hij daar serieus naar kijken. Je moet als voetballer altijd oog hebben voor verbetering. Wat niet wilde zeggen dat een jaar langer bij Ajax voetballen zou betekenen dat hij geen stappen meer zou kunnen zetten. Ruimte voor verbetering te over, als je 24 jaar was en je het maximale uit je talent wilde halen, zeker bij zo’n goede club als Ajax.
De Jong zei kortom dingen die zo onschuldig en weinig zeggend waren dat hij ze evengoed per e-mail had kunnen verspreiden. Maar zo werkt het niet. Er moeten citaten zijn, na elke wedstrijd weer, en voorafgaand aan de wedstrijden, en na menige training, en voor achtergrondverhalen in dag- en sportbladen en diverse websites. Nieuwe, verse citaten zijn onmisbaar, ook al staan ze bol van de clichés en zijn de fans al die vlakke uitspraken een minuut later alweer vergeten. Daarom ontkwam De Jong er na de uitspraak van zijn trainer niet aan om de vragen, waarvan hij wist dat ze gesteld zouden worden, te voorzien van antwoorden die de journalisten ruim van te voren zagen aankomen.
De Jong leek het niet eens erg te vinden. In zekere zin gaven zijn citaten over een eventueel vertrek naar het buitenland hem een hogere plaats in de rangorde. Het is een compliment als er ‘buitenlandse belangstelling’ is. Alleen de beste spelers vertrekken naar buitenlandse topclubs en blijkbaar deelde trainer De Boer hem in bij de hoogste categorie.
Van der Wiel stuurde tweets de wereld in van het kaliber ‘Bn drnk as fukkk! Ga hlemaal loss hierr. hahaha lol’
Meninkjes
De Jongs collega-middenvelder en vriend Christian Eriksen zat al in die categorie sinds de zomer van 2012. Eriksen deed weinig anders in de mixed zone dan plichtmatig ingaan op vermeende belangstelling uit Engeland, Duitsland, Italië of Spanje – de grote competities met beter spel en hogere salarissen dan in de eredivisie. Hoe dubieus een aangehaalde website ook was en hoe ongecheckt en onwaar de geruchten ook waren: als een journalist kon zeggen dat Eriksen werd ‘gelinkt’ aan Manchester United, moest Eriksen de grammofoonplaat opzetten van de speler die vereerd is met deze belangstelling – geweldige club, Manchester United – maar dat hijzelf nog van niets weet, dat Ajax een fijne club is waar hij het goed naar zijn zin heeft, et cetera. En dat vaak meermalen per week: tegen journalisten, maar ook tegen vertegenwoordigers van Ajax Media, op supportersavonden en sponsormiddagen, tijdens charitatieve bijeenkomsten en clinics voor de stadsjeugd.
Een Ajacied weet niet beter of hij ziet vragenstellers die willen weten of hij van het Nederlands elftal droomt, of van Barcelona of Bayern München, want iedere vragensteller denkt: wie weet maak ik nieuws. Aldus heeft de permanente jacht op nieuwtjes een circuit geschapen van geruchten en meninkjes waartegen de profvoetballer zich wapent met afhoudende platitudes en voorspelbare teksten. Hoe de gemiddelde profvoetballer over de gemiddelde sportjournalist denkt, laat zich raden. Bijzondere banden tussen journalisten en voetballers komen steeds minder vaak voor, een ontwikkeling die ongetwijfeld mede een gevolg is van de korte duur dat een voetballer bij een club zit.
Flinke jongen
Vorig jaar december, op een supportersavond in Hoogkarspel, liep de voorzitter over het podium naar Christian Eriksen. ‘Nou, je weet het al, hè?’ vroeg hij de 21-jarige Deen. En ja hoor, Eriksen wist het al, en zonder een nadere toelichting af te wachten gaf de middenvelder een monotoon, tot niets verplichtend antwoord. Het lijkt de spelers ook weinig meer uit te maken wie ze bij welke gelegenheid voor zich hebben, een microfoon is een microfoon en een opvallende uitspraak in een zaaltje met supporters gaat even snel de wereld over als die in een ‘exclusief’ interview met een grote krant. In beide gevallen zet de vragensteller de uitspraak op Twitter – ‘Siem de Jong sluit Borussia Dortmund niet uit!’ – waarna de digitale repeteermachine begint te draaien en het hypen kan beginnen. De voetballer weet dat. Hij vindt het beter om niets opvallends te zeggen. Wel zo rustig. Geeft De Jong toe dat hij Borussia Dortmund niet uitsluit, dan weet hij waar hij de komende tijd drie keer per week antwoord op moet geven. ‘En, Siem, Borussia zien spelen? Zou je daar passen?’
Nieuwe, verse citaten zijn onmisbaar, al staan ze bol van de clichés. Foto: Otto Snoek Als je zoiets een jaar meemaakt, krijg je bijna medelijden met die spelers en het sjabloon waarin zij zich moeten persen. De jonge spelers vinden het nog cool om een camera op zich gericht te weten, maar de meer ervaren Ajacieden voegen zich met zichtbare tegenzin in de mixed zone – vaak een gang onder de tribunes, bewaakt door suppoosten en soms voorzien van een koord aan weerszijden waarvan de clichés worden uitgewisseld. Toch ontkomen ze er niet aan als ze zijn aangevraagd door een journalist, het valt onder de mediaverplichtingen. Althans, bij Ajax. Er staat na de wedstrijd zelfs een persmedewerker bij de kleedkamer om te voorkomen dat een aangevraagde speler ertussenuit probeert te knijpen.
Aanvoerder De Jong is bijna altijd de klos. Als hij aankomt, kijkt hij niemand aan. Dat doet hij bewust: zodra hij een verslaggever in de ogen kijkt, kan hij een spontane vraag verwachten, dus gaan zijn ogen eerst naar de grond. Dat doet hij tot een Ajaxmedewerker hem heeft verteld wie hem heeft aangevraagd. Dan leidt die medewerker (een in donkerblauw gestoken jonge man of vrouw) hem naar die reporter. Met hun leren mapjes ogen de persfunctionarissen als makelaars in citaten: zakelijk, vlot, streng als het moet. Ze zien erop toe dat de citaten bij de juiste partij belanden en niet bij iemand die staat mee te luisteren. Alles verloopt volgens protocol en aangezien de vraag naar spelersinterviews het aanbod verre overstijgt, ligt de controle bij Ajax. De club laat alleen media toe voor zover ze daar belang bij heeft. De spelers worden selectief ingezet, vanuit een besef van verantwoordelijkheid, maar ook omdat de voetballers iconen zijn waarmee geld moet worden verdiend. Echte interviews vinden vrijwel uitsluitend plaats op eigen terrein: op Sportpark de Toekomst tijdens ‘persdagen’ na ‘open trainingen’, in de kantine of achter het clubhuis waar de tv-verslaggevers hun vragen mogen stellen tegen de achtergrond van sponsorlogo’s.
Natuurlijk werkt dit oppervlakkigheden in de hand, maar vragers en aanbieders van citaten zijn er tevreden mee. De zakelijke benadering maakt het beide partijen gemakkelijk. Bij Ajax komt het bijvoorbeeld maar zelden voor dat een aangevraagde speler na een wedstrijd wegblijft. Chagrijn als gevolg van wissels of een rode kaart is geen excuus. Je moet een flinke jongen zijn.
IJverig, bescheiden en volgzaam
Dat is bij clubs als FC Twente en PSV wel anders: daar komt het regelmatig voor dat een speler die ergens de pest over in heeft de mixed zone mag mijden. PSV verbood vorig jaar zelfs Jürgen Locadia om na een droomdebuut met drie goals voor de camera te verschijnen. Dit om de jonge speler tegen zichzelf te beschermen. Locadia zou in zijn euforie iets impulsiefs kunnen roepen – ja, stel je voor – en daar zou hij tijdenlang aan herinnerd kunnen worden. Dat leek de persafdeling onwenselijk. Een aandoenlijk ‘De wereld gaat nog veel van mij horen!’ werd het publiek daarom onthouden.
Bij Ajax vinden ze dat praten met de media, hoe irritant soms ook, bij het vak hoort
Bij Ajax vinden ze dat praten met de media, hoe irritant soms ook, bij het vak hoort. Het gevolg van deze verplichtingen lees je af aan de uitdrukkingsloze gezichten, aan de onpersoonlijke woordkeuze, de routine die er op jonge leeftijd al vanaf straalt. En de buitenstaander denkt: wat een saaie, domme jongens zijn dat. Voetbal heeft toch te maken met plezier? Met levenslust? Het merkwaardige is dat juist bij Ajax veel intelligente spelers rondlopen. Onder anderen Daley Blind, Siem de Jong, Viktor Fischer, Tobias Sana, Christian Poulsen en Niklas Moisander hebben een vwo-diploma, terwijl spelers als Ricardo van Rhijn hun havo-diploma haalden – vaak alleen omdat ze onvoldoende tijd hadden voor het vwo. Van deze laatste groep scoorde Davy Klaassen, de jonge middenvelder die dit seizoen vaak meedoet, een tien voor wiskunde.
Toch hoor je altijd weer dezelfde uitspraken.
Een 1-0 mag je niet uit handen geven.
Gaat die bal erin dan speel je een andere wedstrijd.
Ik denk dat we goed aan de wedstrijd begonnen.
Als je die kansen niet benut dan roep je de problemen over jezelf af.
Dat is voetbal.
We zitten in de hoek waar de klappen vallen.
Ik krijg veel vertrouwen van de trainer.
We moeten terug naar de basis.
Onlangs kreeg het Ajaxpubliek een nieuwe keeper te zien: Mickey van der Hart (19). Slimme jongen. Kleinzoon van oud-Ajacied en ex-international Cor van der Hart. Sinds het behalen van zijn gymnasiumdiploma studeert de talentvolle doelman aan de Vrije Universiteit. Mickey beschreef zijn debuut in de Arena – de meest bijzondere sportdag in zijn leven – met woorden als: ‘Dat ik nu eindelijk op het veld mocht staan, gaf een speciaal gevoel. Ik hoop dat er nog heel veel gaan volgen.’ En: ‘We gaan nu weer door naar de volgende wedstrijd.’ Woorden die de keepers van Willem II en PEC Zwolle bekend zullen voorkomen. Zij zeiden waarschijnlijk precies hetzelfde en met dezelfde oogopslag.
Aanvaller Viktor Fischer zei na afloop van de bekerwedstrijd Ajax-ASWH, Van der Harts debuutwedstrijd: ‘Dit was goed, maar het kan altijd beter.’ En: ‘We hebben drie punten, dat is het belangrijkste.’
De clichés zijn niet eens het gevolg van een mediatraining, zoals vaak wordt gedacht. Ze reppen bij Ajax van mediabegeleiding. Menige junior is al verscheidene keren geïnterviewd vóór zijn debuut in het eerste. Dan kreeg hij commentaar als hij iets raars had gezegd tegen ajax.nl of een supporterskrant, of iets negatiefs over medespelers en trainers. Als gevolg van deze ‘begeleiding’ stappen jonge voetballers in een mal van afspraken en vaste gewoonten de selectie in. Ze zijn opgegroeid met de veilige, diplomatieke uitspraken van de gevestigde spelers. Jonge voetballers zijn gretige consumenten van voetbalcitaten, vooral van oudere spelers, en vervolgens doen ze hen na. Dat maakt de verbale omlijsting van voetbalwedstrijden tot een ritueel, een invuloefening. Zo kon je vorig jaar een tiener als Viktor Fischer fluitend de mixed zone van FC Groningen in zien stappen, rugzakje op, alsof hij niet anders gewend was. De toen 18-jarige Deen wás ook niet anders gewend. Hij was indien nodig gewaarschuwd, hier en daar gecorrigeerd en daardoor volledig op zijn hoede voor de gevolgen van opvallende uitspraken. Hij was er klaar voor.
Daarnaast krijgen jonge spelers het dringende advies voorzichtig te zijn met sociale media. Schrikbeeld is Gregory van der Wiel. Die stuurde op vakantie in Spanje tweets de wereld in van het kaliber ‘Bn drnk as fukkk! Ga hlemaal loss hierr. Let theez girls meet my friend pina colada hahaha lol’. Hij speelt alweer een tijdje voor Paris Saint-Germain, maar nog steeds wordt hij genoemd als voorbeeld van hoe het niet moet. Zelfs de fans spraken er toen, in 2009, schande van. Net als over die andere keer, toen hij tegen middernacht een foto twitterde van hemzelf met een beroemde rapper na een popconcert. Vlak daarvoor had de verdediger zich afgemeld voor het Nederlands elftal in verband met een hersenschudding. Hoon werd zijn deel.
In de mixed zone van Ajax na de wedstrijd Ajax-RKC Waalwijk. Aan weerszijden van het koord worden clichés uitgewisseld. Foto: Otto Snoek Liever spiegelen de fans zich aan Van der Wiels opvolger, de fatsoenlijke, ongetatoeëerde, nooit uit de band springende Ricardo van Rhijn. IJverig, bescheiden en volgzaam, dat zien de mensen graag. Ondanks zijn vormverlies van de laatste tijd loopt iedereen bij Ajax met hem weg. Ze vinden hem een aardige jongen – wat hij ook is – en een modelprof. Hij zegt nooit rare dingen. Van Rhijn valt zijn coach niet af en ook als hij baalt na een slechte wedstrijd meldt hij zich keurig in de mixed zone.
Welopgevoede jongens
De journalisten staan met ongeveer dezelfde scepsis, zo niet weerzin, in de mixed zone als de spelers. De meeste citaten zijn volkomen oninteressant en vaak niet eens gemeend. De journalisten weten dat, maar ieder citaat is meegenomen, dus belanden de clichés over kansen die niet weggegeven hadden mogen worden, en ‘ik denk dat we goed aan de wedstrijd begonnen’ keurig in de wedstrijdverslagen. Na geduldig op de helden te hebben staan wachten in de mixed zone is het een kwestie van tien minuten functioneel grijnzen naar een speler, zien hoe hij functioneel teruggrijnst, waarna beide partijen opgelucht weer uit elkaar gaan en zij het in eigen kring op een roddelen zetten over de figuren aan de andere kant van het koord.
Intussen brengen de journalisten verlekkerd Jan Vertonghen in herinnering, de naar Tottenham Hotspur vertrokken aanvoerder die Feyenoord publiekelijk uitmaakte voor ‘kuuuuuutkakkerlakken’. Dat waren nog eens tijden. Of de volksjongen Theo Janssen, die een boete kreeg wegens roken. Of Luis Suarez, het beest in de voorhoede met zijn slechte manieren: die kreeg een boete omdat hij weigerde naar de pers te gaan.
Zulke spelers zijn er niet meer. Onder leiding van Frank ‘doe maar gewoon’ de Boer grossiert Ajax in welopgevoede jongens die, zoals ze in Amsterdam zeggen, professioneel met de media omgaan. ‘Het hoort er gewoon bij,’ zegt verdediger Van Rhijn. ‘Ook ik denk wel eens: waarom zo vaak een gesprek? Soms voelt het alsof ik een bandje aanzet. Dan hoor ik mezelf iets zeggen wat ik de vorige keer ook al had gezegd. En op sommige dagen heb ik er gewoon geen zin in. Niet dat ik dan ga liegen, maar dan maak ik mijn antwoorden nog wat korter en saaier, dan ben ik er eerder vanaf. Leuk is anders, maar er is niets aan te doen. Je groeit erin mee.
Op 13 november verschijnt Auke Koks nieuwe boek ‘Tussen Godenzonen. Een jaar lang Ajax’, Uitgeverij Thomas Rap, € 17,90
Ik ga 'm zeker kopen.