Hij mag zich tot de vaders van het huidige Ajax-succes rekenen. Voormalig hoofd jeugdopleiding Jonk over Cruijff, over de ‘derde man’, over de opleving van Ajax in Europa. „Voor ons was dat nooit een vraag.”
Door Bart Hinke, 19 mei 2017
Het mooiste is een appje van een speler na een wedstrijd, over iets wat ze dan net die week hadden besproken. ‘Vandaag vier keer gelukt.’ „Krijg ik kippenvel van”, zegt Wim Jonk. Of een duimpje van ‘Appie’ Nouri naar de kant, toen Jonk nog trainer was van de Ajax A1 en het spelmakertje begreep waar hij in balbezit moet komen en waar niet. „Als dat dan rendeert in een goal, een assist. Ja, prachtig. Het mooiste is iemand te laten voelen, dat spelers zelf de oplossing zien. Steeds sneller. Dan bereik je wat.”
Jonk is anderhalf jaar weg bij Ajax, waar hij als hoofd jeugdopleiding uitvoering gaf aan de visie van Cruijff en consorten. De breuk eind 2015 was hard en pijnlijk, daarover later meer. Nu exporteert hij met een elftal experts onder de vlag Team Jonk het gedachtegoed van Cruijff, als licentiehouder van Cruyff Football. Een klus voor het jeugdvoetbal in Beijing lonkt, en ze geven cursussen in Nederland en België. „Het is een mooi gegeven dat je met een groep mensen, die een bepaalde passie hebben, kan verspreiden waar je mee bezig was bij Ajax. Dat het niet stopt. Dat was Cruijffs wens: we gaan niet stoppen, we gaan gewoon door.”
Wim Jonk (50) is geboren in Volendam. Hij speelde achtereenvolgens voor Volendam, Ajax, Internazionale, PSV en Sheffield Wednesday. Jonk was een centrale middenvelder en stond bekend om zijn ragfijne passing en harde, doeltreffende schoten en vrije trappen.
In 1992 won hij met Ajax de UEFA Cup – en ook twee jaar later met Inter. Landskampioen werd hij met Ajax (1990) en PSV (1997). Hij stopte in 2001.
In 2007 werd hij techniektrainer bij Ajax en in 2011 hoofd jeugdopleiding. Eind 2015 vertrok hij.
Is het complex om Cruijffs principes over te brengen, wereldwijd? „Als je het heel simpel bekijkt, dacht hij heel simpel. De vraag is alleen: hoe train je dat dan? Want hij had niks op papier, alles in zijn hoofd. Ging ie zitten” – Jonk schuift met glazen over de tafel – „dit en dit, beetje chaos hier, chaos daar. Dat was voor hem training. Hij keek altijd: hoe beïnvloed ik een speler. Daarbij zocht hij de grens op, hij kon bikkelhard zijn. Hij zocht vaak de beste spelers op. Vraag Ronald Koeman maar. Frank Rijkaard. Altijd om iemand te laten voelen: dit is wat het is, dat spelers zélf de oplossing gaan zien.”
Aanleiding van het gesprek is Ajax, dat weer harten verovert. Precies veertien maanden na het overlijden van Cruijff staat de ploeg van Peter Bosz in de finale van de Europa League, woensdag tegen Man United. In de zoektocht naar vaders van het succes, kun je zomaar uitkomen bij Jonk. Zijn aandeel in dit huidige Ajax? „Daar moeten anderen maar over oordelen. Spelers weten zelf wel waar ze wat aan gehad hebben” , zegt Jonk. „Of waar wat minder aan. Maar natuurlijk zie je wel dingen terug.”
Bosz Babes
De Bosz Babes worden ze al genoemd. Nee, niet de Jonk Jonkies. Eeuwige speculatie: waren doorbrekende spelers als Matthijs de Ligt, Abdelhak Nouri, Donny van de Beek en Justin Kluivert zonder het ‘plan-Cruijff’ nu slechter af geweest? Jonk: „Dat is een discussie waar je niet verzeild in moet raken. Ik ben blij dat ze op dusdanig leeftijd deze stappen hebben gezet. Dat was de doelstelling: sneller klaar zijn. Want uiteindelijk gaan ze een volgende stap maken. En dat is niet erg, omdat anderen weer klaar zijn. Dat was het plan.”
We zitten in het Van der Valk hotel - motel Katwoude - bij zijn woonplaats Volendam. De voormalig strateeg op het middenveld, 25 jaar geleden met een magnifiek zondagsschot doeltreffend in de UEFA-Cup finale tegen Torino, heeft inmiddels de vijftig aangetikt. Het is hem amper aan te zien. „U bent toch die voetballer?” vraagt een passerende vrouw achter een rollator. „Oud-voetballer inmiddels”, zegt Jonk. Vrouw: „Ja, Wim Jonk toch?” Jonk: „U bent scherp.”
Het had Cruijff wel kunnen bekoren, zoals Ajax nu speelt. Bosz raakt aan de ‘principes’, zoals Jonk ze noemt. „Het voetbal onder deze coach is meer in lijn met wat we toen voor ogen hadden. Kort samengevat.” Niets ten nadele van Frank de Boer, zegt Jonk over de coach die „met zijn eigen zienswijze” in vijfenhalf jaar vier keer kampioen werd. Maar De Boers Ajax maakte de laatste twee seizoenen weinig los. Natuurlijk wilde De Boer ook aanvallend voetbal. Jonk: „Maar het is net hoe je er echt invulling aan geeft. Hoe dat spel er uiteindelijk uitziet. En je wilt voetbal waar ritme in zit.”
Zijn laatste gesprek met Cruijff had Jonk een paar weken voor diens overlijden. „‘Ik vroeg: hoe gaat het? Hij: ‘Ja een stuk beter, we zijn bezig he’. En daarna ging het al snel over op voetbal wat ie dan weer gezien had.” Het zou de laatste zijn van honderden gesprekken. Waar spraken ze dan over, zeg maar echt? „Meestal over spelprincipes, zoals de juiste afstanden. Een bepaald ritme in het spel. En vaak over de derde man, die zag hij gewoon veel te weinig.”
Ja, de derde man. Dat is toch gewoon iemand die anticipeert als twee medespelers de bal naar elkaar spelen? Jonk: „Dat zeg je nu wel, ‘gewoon iemand die…’ Dan zit het nog niet in het systeem. Vaak zit er net geen focus op. Iemand speelt de bal naar een ploeggenoot, en die derde kijkt: ‘Oh hij speelt hem daarheen’. Nee, in de top moet je al weten: die bal gaat daar naar toe, ik ben al weg. Die fractie kan het verschil maken. Zo heb ik altijd gespeeld. Ik heb veel goals uit derdemansituaties gemaakt. Ik was daar alert op. Je kan daar veel trainingen op inrichten.”
Nog zo’n term: ritme. Het woord valt vaak. Voetbal als een uitvoering in up-tempo. „Johan sprak daar ook vaak over. De eerste bal diep spelen, de derde man zoeken, driesecondenregel om zo snel mogelijk weer in balbezit komen. Dat kan alleen als je goede afstanden hebt. Creëren van één tegen één, een mogelijkheid voor een steekpass, daar moet de focus op liggen. Die principes reikten we aan aan spelers, aan coaches. Je kunt die op talloze manier trainbaar maken. Dat was het vertrekpunt.”
Lees het portret van Hendrie Krüzen: de menselijke maat naast Peter Bosz
Het is er weer bij Ajax: spelplezier. Jonk ziet dat aan de koppies, de houding. De klik met de fans in de Arena. „Het geeft ook energie, als bepaalde dingen gaan lopen. Als je door snel schakelen minder meters hoeft te maken om de bal te veroveren, omdat je beter staat als team. Als Hakim Ziyech elke keer veertig meter moet overbruggen, sloop je hem. Als hij vijf tot tien meter moet afleggen, kan hij ook druk zetten. Want hij is spritzig, zit vrij snel op jou. Als dat resulteert in sneller balbezit, kan je je er steeds weer voor opladen. Maar als de afstanden niet kloppen, valt je elftal uiteen.”
Vaak valt de metafoor van een zwerm bijen die over het gras gaat, een roodwitte plaag. „Op hoger niveau moet je dat nog beter toe kunnen passen”, zegt Jonk. „Want die spelers kunnen er nog sneller tussendoor voetballen. ‘Oh, jij zet daar druk? Boem, bal is al aan de andere kant.’ Dat wordt een leuke uitdaging voor Bosz, voor Ajax. Maar elke ploeg heeft het lastig als je goed druk zet.”
Conflict
Anderhalf jaar geleden verliet Jonk de club na een conflict binnen het door Cruijff bedachte ‘technisch hart’. Jonk schoof niet meer aan bij vergaderingen. Zelf vindt Jonk dat hij „oplossingen heeft aangedragen”. Was het onvermijdelijk? „Dat is het nooit. Maar als mensen niet willen, houdt het op. Je merkt dan hoe mensen er in zitten, en er dan ineens weer heel anders in zitten. Weinig mensen met echte ruggengraat.” Op wie doelt hij? Jonk schudt het hoofd. „Er is al genoeg over geluld.”
Het ging over van alles. De aankoop van spelers, over het negeren van zijn adviezen, over de mensen die Jonk om zich heen had verzameld op de opleiding en de internationale samenwerkingen. Vooral de vertrouwensbreuk met Bergkamp, spitsentrainer bij het eerste en poortwachter voor doorstroom van talent uit de jeugd naar het eerste, was schrijnend. Jonk en hij stonden zij aan zij met Cruijff aan het begin van de ‘fluwelen revolutie’ in 2010. Blindelings konden Jonk en Bergkamp elkaar vinden op het veld, maar in het vacuüm van bevoegdheden raakten ze op ramkoers. Komt dat ooit nog goed? Korte pauze. „Weet ik niet. Maar we liepen vroeger ook al niet de deur plat bij elkaar.”
Nee, Jonk gaat niet naar Stockholm. Komt ook niet meer op De Toekomst. „Ik had een tijd nodig om afstand te nemen. Op een gegeven moment was het een heel onprettige situatie. Niet alleen voor mezelf, ook voor andere mensen op De Toekomst. Dat leg je niet zomaar naast je neer. Er is een vuil spel gespeeld.”
In de nasleep van zijn vertrek werd Jonk afgeserveerd als de man die later succesvol gebleken aankopen zou hebben willen tegengehouden. „Het werd als een stempel gebruikt: ‘Jonk was tegen aankopen.’ Bullshit. Nee, ik was tegen breedteaankopen. Dat is fundamenteel iets anders. En het ging over onprofessionele besluitvorming, over onduidelijkheid in de bevoegdheden.”
Het vertrek van Jonk betekende ook dat Cruijff, vier maanden voor zijn dood, Ajax de rug toekeerde. ‘Misbruik dan niet langer mijn naam’, liet hij optekenen in zijn Telegraaf-column. En dat was dat. De met veel aplomb afgedwongen revolutie – de omverwerping van het bestuur in 2011, daarna de rechtszaak tegen de benoeming van Louis van Gaal in 2012 – was na een paar jaar gedoemd. Marco van Basten noemde in zijn column in Voetbal International het plan-Cruijff ‘één grote poppenkast’.
En nu dan. Finale Europa League met een team gemiddeld jonger dan 23 jaar. Terug in de Europese top was het doel. Dit is nog niet de top, zo eerlijk moet je zijn, maar de vraag dringt zich op of hij het misschien allemaal zo gek niet had gezien, die Cruijff. „Voor ons was het nooit een vraag”, zegt Jonk. „Op die manier moet je succes hebben. Met eigen jeugd, aanvallend voetbal met principes die we trainbaar hebben gemaakt. Daar waren we mee bezig.”
Pessimisten
Maar dan nog. Als Schalke in de kwartfinale die 3-0 vasthoudt, „dan zitten wij hier niet te praten”, zegt Jonk. „Zo dicht ligt het bij elkaar. Terwijl je wel een stijgende lijn ziet. Dat bedoel ik: zie je het wel of zie je het niet? Blijf je geloven dat het kan?” Hij trekt een zuur gezicht: „Je hebt heel veel mensen die zeggen: ‘het is niet meer realistisch’. Zijn we heel goed in. Het is altijd: wat kan níet. Zo moet je niet denken. Wat kan wél?”
De timing kon niet beter van dit Ajax-succes. Jonk zag de nee-zeggers, de pessimisten al weer de overhand nemen in Nederland. „Dit is een enorme impuls. Voor veel coaches. Anders word je besmet met: ‘Het is niet meer realistisch’. Gaan we weer een andere kant op denken, plannen verzinnen. Johan zei: Ajax staat altijd achter, want je begint met 0-0. Heel veel clubs zijn daarmee tevreden, maar wij staan achter. Dat moet je in die opleiding inbrengen. Elke training. Spelers moeten dat voelen, trainers moeten het uitstralen. Je moet clubs met meer geld toch zien te verrassen. Dan kom je toch op je speelwijze, je opleiding. Dat is je sleutel tot succes. Daar geloof ik in.”