Op Voetbal International mag die vreselijke ‘dichter’ uit De Wereld Draait Door (Nico Dijkshoorn) weer eencolumn schrijven. Ons advies: doe maar niet meer!
Wat een weldadige rust hangt er rond onze twee grootste voetballers ooit, Johan Cruijff en Willem van Hanegem. Het bevalt me goed, eens een keer een jaartje geen wandtegelspreukjes. We weten het nu allemaal wel. Als ik wil, schrijf ik zes Cruijff-boekjes per jaar. ‘Als je wint, ben je geen knaagdier. Koppen is geen schieten. Een balletje gehakt is geen visje.’ Zo makkelijk is het. Je gaat een kwartiertje naast een bejaarde zitten, je vraagt hem wat het morgen voor weer wordt, je noteert de stroom van woorden, je vervangt de naam Opa Bakkebaard overal door Cruijff en hij kan weer naar de drukker, je volgende geinige Cruijff-uitsprakenboekje. ‘Mooi weer kan ook regen zijn. Gras is eigenlijk blauw. Wie wint, ruikt lekker.’
Cruijff verscheen dit jaar, ondanks gemaakte afspraken, niet bij de NOS om Champions League-wedstrijden te analyseren. Het is precies zoals het hier staat. Hij kwam niet opdagen. Geen zin, dus zoeken ze het maar uit in Nederland. Johan doet alleen nog maar dingen die hij leuk vindt. Daarom zie we hem ook nooit meer bij het lusteloze gevecht om de Johan Cruijff Schaal.
Geen reet aan. Bij de NOS aanschuiven vindt hij even niet leuk, dus komt hij niet. Contract of niet. Typisch iets voor Cruijff. Als je zaken wilt doen met de Cruyff Foundation, is het een heel ander verhaal. Dan moet je, als je een boekje publiceert waaraan Cruijff zijn goedkeuring verleent, op de achterflap zetten dat de Cruyff Foundation een schitterende organisatie is en, als het tegenzit, een gedeelte van de recette afstaan. Dat geld wordt gebruikt om een op de Cruyff University studerende sporter zó op te leiden, dat hij net zo moeilijk over sport gaat lullen als Cruijff zelf.
Achteraf is het is een denkfout geweest, dat we Cruijff niet meteen op zeventienjarige leeftijd een chirurgische vleespleister om zijn mond hebben laten naaien. Hij was een van de eerste voetballers die ongevraagd gedachten gingen formuleren. Daar zijn we nu lekker klaar mee.
De reden dat Cruijff niet meer bij de NOS verschijnt is ontroerend. We houden niet meer genoeg van hem. We bewonderen hem niet meer zo onvoorwaardelijk als vroeger. We lachen zelfs een beetje om hem. Ach, die Johan, kijk hem daar nou zitten.
Dat is begonnen in Duitsland, tijdens het WK. Hoe Cruijff daar langs het trainingsveldje stond te hunkeren naar herkenning. Dat prachtige vogelhoofd. Loeren of ze al in de gaten hadden dat hij een training bijwoonde. Marco van Basten, heel gevoelig voor hiërarchie, pleegde daar al zijn coup. Hij wenkte dat Johan best wel even op het veld mocht komen. Dodelijk. Cruijff sta je niets toe. Een Cruijff doet wat een Cruijff wil.
Johan trapte daarin. Hij gaf alle spelers van het Nederlands elftal netjes een hand. Fout. Daar zag je de verslapping. De echte grote Cruijff was halverwege de training weggereden en zou de volgende dag tegen een journalist hebben gezegd dat hij opeens zin had een in een broodje makreel.
Na het WK verklaarde Cruijff dat Van Basten hem vóór het toernooi nog had gevraagd de coaching te willen doen. Daar had hij geen zin in gehad. Zoals gewoonlijk.
Het lijkt allemaal niets, maar daarin zit de kern van Cruijffs langzame vervaging. Hij voelt dat we hem niet meer helemaal serieus nemen. Zelfs Cruijff begrijpt inmiddels dat zijn analyses voor de NOS steeds meer werden beleefd als een vermakelijke freakshow. We lachten ons rot. Wat zou hij nú weer in de rust bij elkaar brabbelen?
Dat moet voor Cruijff en Van Hanegem het allerergste zijn, dat ze niet meer als Cruijff en Van Hanegem worden behandeld. Dat ze een lollig item zijn geworden, vlak voor de reclame. Dat er inmiddels een generatie voetballiefhebbers is opgegroeid die koffie gaat zetten als Cruijff en Van Hanegem aan het woord zijn. Oude mannen die vroeger fantastisch konden voetballen en nu voor eeuwig hun gelijk komen halen. Er zit een wonderschone tragiek in. De verloren onschendbaarheid. Door een straat lopen en merken dat niet iedereen meer omkijkt. Je hoort dat ze je nadoen. Je maakt een grap en merkt dat mensen lachen om je een plezier te doen. Wegrijden bij de NOS-studio en je afvragen: Zat die Tom Egbers nou de hele avond zijn lachen in te houden?
Ik vind dat Johan het goed doet. De waardigheid van een stervende olifant.
Hij sleept zich een tocht van jaren en jaren naar het Kerkhof der Grote Voetballers. Cruijff voelt dat hij steeds vaker achter de kudde aan loopt en tegen de achterkant van een veel gespierder, jonger mannetje aankijkt. Er zit ook zo een raar vals geluidje in zijn getrompetter de laatste tijd.
Niemand reageert als hij toetert.
Óf Johan heeft zelf de beslissing genomen langzaam te verdwijnen en alleen nog in beelden te bestaan, óf zijn vrouw Danny heeft hem geholpen. Dat moet een mooi gesprek zijn geweest. Samen in de tuin. ‘Johan, lieverd, kom eens naast me zitten. Of nee, ga eens staan. Hier, pak eens aan.’ Danny geeft hem een wit lint in zijn handen. ‘Doe nou eens net alsof je hebt gescoord. Zoals toen. En spring eens, met dat witte lint in je handen. Alleen voor mij. Toe maar. Doe maar.’ Cruijff twijfelt, maar dan begint hij te hollen en springt. Met dat lintje in een hand. Danny kijkt. Dat is haar man. Ze voelt weer die warme bal magma door haar lijf stromen. Oh, als Johan voetbalde. Oh, als hij sprong en met een arm zwaaide. Die verliefdheid. Haar man. Dat voelde ze nooit als hij met een colbertje naast Mart Smeets zat. Johan kijkt haar aan.
Hij roept: ‘Nog een keer?’ Ze knikt.
Zo’n vrouw gun je Van Hanegem. Want die zit volgend jaar gewoon weer ergens met een roze trui achter een desk, te hopen dat ze om hem lachen.